Gemeente Willebroek en IGEMO slaan de handen in elkaar om elke twee maanden een stuk erfgoed in de kijker te zetten. Je hoeft namelijk niet naar grote steden te trekken om authentieke monumenten en opmerkelijke gebouwen te bewonderen. Willebroek heeft een lange geschiedenis en heel wat onbekende pareltjes met soms verrassende verhalen. In deze editie maak je kennis met een typisch Vlaams tafereel: bunkers uit WO I in Blaasveld.
Bunkers in Blaasveld
Jaarlijks bezoeken heel wat toeristen de militaire versterkingswerken uit de Eerste Wereldoorlog in België. Denk maar aan de twee fortengordels rond Antwerpen of de loopgraven in de Westhoek. Dichter bij huis, zoals in Blaasveld, vinden we een vijftal bunkers als stille getuigen van de Groote Oorlog. Meestal wordt gedacht dat deze bunkers uit de Tweede Wereldoorlog stammen of van Belgische makelij zijn. Niets is minder waar!
Voorgeschiedenis: Antwerpen als militaire hoofdstad
Vóór het begin van de Eerste Wereldoorlog werd Antwerpen uitgebouwd tot een zogenaamd ‘Nationaal Reduit’, een defensiestrategie dat van Antwerpen de militaire hoofdstad van België maakte. Deze strategie was drieledig: er zou rond de stad een belegeringsomwalling, fortengordel en onderwaterzettingen komen. Hier kon de regering en het leger zich verschansen in oorlogstijd. Tussen 1860 en 1864 werd een eerste fortengordel opgetrokken. Doordat de reikwijdte van artillerie op korte tijd snel avanceerde, moest men in 1870 al aan een tweede fortengordel beginnen.
In het kasteelpark van Bel-Air legde het Belgische leger een veldversterking aan om de brug over het kanaal te verdedigen. Deze zou aan het begin van WO I al sneuvelen.
Tussen 1906 en 1913 werd de gordel met extra forten versterkt, waaronder het fort van Breendonk. Ook werden zogenaamde ‘inundatiezones’ vastgelegd, oftewel gebieden die men gecontroleerd onder water kon zetten. Dit gebeurde onder andere in Heindonk. In Blaasveld legde het Belgische leger in het kasteelpark van Bel-Air een veldversterking aan om de brug over het kanaal te verdedigen.
Eerste Wereldoorlog
Deze enorme bunkers, die dienden om Antwerpen te verdedigen, deden slechts 3 maand dienst tussen augustus en oktober 1914. Toch hebben ze de Duitse opmars kunnen vertragen. Toen de Duitse bevelhebbers beseften dat ze vanuit Antwerpen aangevallen konden worden, richtten zij hun kanonnen op de fortengordel. De situatie werd onhoudbaar, de vernielde forten werden opgegeven en het Belgische leger trok zich terug richting de Ijzer. Vanaf toen werd de Westhoek het strijdtoneel voor de komende vier jaar.
Slechts enkele dagen na de val van Antwerpen op 10 oktober 1914, besloot het Duitse opperbevel de forten zo snel mogelijk te herstellen en opnieuw gebruiksklaar te maken. Er werd zelfs gedacht aan nieuwe verdedigingswerken in het bezette België, waaronder in Willebroek. Antwerpen werd tijdens de oorlog uitgebouwd als ‘Kaiserliche Festung’. De meeste bunkers die je in Willebroek en omgeving kan vinden zijn dus geen Belgische, maar wel Duitse bunkers.
Südabschnitt
Tussen Bornem en Blaasveld bouwden de Duitsers van 1916 tot 1917 een nieuwe bunkerlinie, de ‘Südabschnitt’. De Südabschnitt lag tussen de bestaande Belgische fortengordels, was 15 km lang en bestond uit wel 128 bunkers. Tussen de bunkers werden extra loopgraven en verdedigingswerken gebouwd.
In het kasteelpark van Bel-Air bouwden de Duitsers vier bunkers: twee geschutsbunkers en twee observatieposten op ongeveer hetzelfde tracé als de Belgische verdedigingswerken, die aan het begin van de oorlog sneuvelden.
De meeste bunkers in Willebroek zijn niet van Belgische, maar van Duitse makelij.
De naam Südabschnitt komt van de zuidelijke ligging van deze verdedigingslinie ten opzichte van Antwerpen. Alle bunkers hadden een standaardontwerp en bestonden uit gewapend beton. De muren aan vijandelijke zijde waren 1 meter dik en een halve meter aan de achterzijde. Het dak was tussen de 60 en 80 cm en werd meestal versterkt met plaatijzer of spoorrails.
De geschutsbunkers werden zo geplaatst dat ze elk een verschillend schootsveld hadden. Belgische kanonnen die uit de forten werden gehaald, werden in deze bunkers geplaatst. De ene observatiepost diende om de infanterie te leiden, de andere om de artillerie aan te sturen via een telefoon. Een vijfde bunker diende als manschappenonderkomen, vlakbij het kasteel. Wanneer er gevaar dreigde konden de militairen in het kasteel schuilen in de bunker.
Na de Eerste Wereldoorlog
Na de wapenstilstand in november 1918 werden de loopgraven gedempt en de draadversperringen verwijderd. Het ministerie van defensie zou zich over de bunkers ontfermen en trachtte alle Duitse bunkers te inventariseren, met als doel ze te behouden en in te schakelen in de verdediging van het land. Vooral de bunkers met schietgaten en observatiegleuven, evenals enkele 'Unterstände' (schuilplaatsen) bleven voor het Belgisch leger interessant.
De overheid kocht enkele gronden met bunkers op, terwijl met andere eigenaren overeenkomsten werden gesloten. Daar waar men in de jaren 1920 alle bunkers wilde beschermen, liet men in de jaren 1930 enkele grondeigenaars toe om bunkers te verwijderen, die niet meer in het verdedigingsplan voor Antwerpen pasten.
De bunkers bleken voor de Tweede Wereldoorlog compleet nutteloos
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940 bleken de fortengordel en bunkers compleet nutteloos in de nieuwe, mobiele oorlogsvoering. Op bevel van de Duitse bezetter werden de toegangen van de bunkers dichtgemetseld. Zo vermeden de Duitsers dat het lokale verzet of parachutisten de bunkers konden gebruiken. Na 1945 werden veel van de bunkers gesloopt, kregen ze een opslagfunctie bij privé-eigenaars of staan ze als stille getuigen in velden of tuinen.
Beschermd monument
De vijf bunkers van het bruggenhoofd Blaasveld in het park van kasteel Bel-Air hebben een grote waarde. Sinds 25 oktober zijn deze voorlopig beschermd als monument, een eerste stap naar definitieve bescherming. Ook rond het fort van Breendonk werden enkele bunkers voorlopig beschermd.